Het bestuur van de fokkersvereniging BWP Zuid-Oost-Vlaanderen mocht op 28 november laatstleden tijdens haar fokkersavond meer dan 300 personen verwelkomen. In de theaterzaal van het cultureel centrum van Oosterzele werd aandachtig geluisterd naar een voordracht van dierenartsen Eline Demeer en Louis De Langhe over OCD bij jonge paarden.
Eline en Louis zijn werkzaam bij De Bosdreef, een gespecialiseerde kliniek voor paarden. Ze werken er op de afdeling ‘Orthopedie & Chirurgie’. Louis: “De Bosdreef is gelegen in Moerbeke-Waas. Ik maak er deel uit van een team van twaalf dierenartsen. Ons doel is om hoogwaardige dierengeneeskunde te brengen, in het bijzonder voor paarden. Ons cliënteel is zeer divers, gaande van de ponyruiter, over de amateurruiter tot de professional. Sedert vorig jaar behoort De Bosdreef tot de Equine Care Group.”
Eline: “We hebben ‘OCD bij jonge paarden’ als onderwerp voor deze voordracht gekozen omdat het leeft onder fokkers, eigenaars, ruiters en dierenartsen. Hoe ontstaat OCD bij jonge paarden? OCD is een stoornis in de endochondrale ossificatie. Dat is een ingewikkeld woord waar veel pathologie achter zit. Wat houdt het in? Veulens worden geboren met botten die nog moeten groeien na de geboorte. Aan het uiteinde van de lange beenderen zit kraakbeen waaruit het bot in de lengte verder zal groeien. Om van kraakbeen naar bot te kunnen overgaan, zijn er bloedvaten nodig die voedingsstoffen geven. Wanneer er ter hoogte van de bloedvaten een stoornis plaatsvindt, kunnen er zeer lokaal letsels ontstaan en fragmentjes loskomen.”
“Is OCD een stoornis die typisch bij paarden voorkomt? Ja, maar niet enkel bij paarden. Bij alle zoogdieren is OCD een gekende aandoening. Het komt voor bij mensen, honden, varkens, enz. Ook bij enkele niet zoogdieren, zoals kippen en kalkoenen, kan OCD voorkomen. Het is wel zo dat OCD bij paarden veel aandacht krijgt. Waarom? Omdat bij paarden met een OCD-aandoening een verhoogde kans bestaat op artrose op latere leeftijd, en mogelijks ook op manken en prestatieklachten. Fokkers hebben als doel een atleet te fokken die later de hogere sport aankan. Daarnaast heeft het paard in de loop der jaren een hogere economische waarde gekregen.”
“Er is al heel wat onderzoek verricht naar ‘hoe ontstaat OCD?’. Er is ook al onderzoek gedaan naar de preventie van OCD, maar men heeft nog geen eenduidig antwoord gevonden. OCD kan deels voorkomen worden, maar zit deels ook in de genen van de paarden. Als fokker en paardenhouder kan men door een goed management OCD deels voorkomen. Hoe? Door niet te rijk te voederen. Paarden mogen niet te snel groeien. Dat is voor een gedeelte genetisch, maar heeft voor een stuk ook te maken met voeding.” Naast aandacht voor het niet te rijk voederen zijn er volgens Eline nog managementtools die kunnen helpen om OCD te verhinderen. In dat verband spreekt ze over een goede mineralenbalans en gecontroleerd bewegen.
“OCD komt gemiddeld bij 30% van de warmbloedpaarden voor. Dat is veel, bijna één op drie lijdt aan OCD. Uit een vergelijkende studie blijkt dat de Belgische Warmbloedpaarden 15% scoren.” Waar treft men bij paarden OCD het vaakst aan? “In de kogel, de sprongen en de knieën. Er kunnen klachten ontstaan, zoals manken of een opgezet gewricht. Van zodra een paard zo’n klacht vertoont, mag men niet wachten om het te laten onderzoeken. Zijn er geen klachten, dan kan men sowieso de kogels, sprongen en knieën laten screenen van zodra een paard de leeftijd heeft van 18 maanden. Dit is de klassieke OCD-screening. Door recente ontwikkelingen weten we dat de knieën best al op 6-8 maanden gescreend worden. We spraken zopas over 18 maanden. Waarom precies die leeftijd? Omdat het hele proces van de ontwikkeling van OCD dan achter de rug is. Hetgeen men op dat moment ziet, zal niet meer veranderen. Als men dan fragmenten waarneemt, dan zullen die niet vergroten, verkleinen of verdwijnen. Bijkomend is er bij een paard op die leeftijd nog geen actieve belasting van de gewrichten en is mogelijke schade nog beperkt.”
Vervolgens nam Eline OCD in de kogel-, sprong- en kniegewrichten onder de loep en maakte een en ander duidelijk aan de hand van o.a. radiografisch beeldmateriaal. “In het kogelgewricht kunnen fragmenten op verschillende plaatsen voorkomen. Vaak zijn het zeer kleine fragmenten. Men mag er niet van uitgaan dat ze geen kwaad kunnen berokkenen! We weten van paarden die in De Bosdreef binnenkomen op latere leeftijd en die sport lopen, dat kleine chipjes grote schade kunnen teweegbrengen in het gewricht.” Eline’s commentaar bij een arthroscopisch beeld: “Kijken we in het gewricht, dan zien we dat ter hoogte van het kraakbeen duidelijk schade en letsels aanwezig zijn doordat het fragment contact heeft gehad. In dit geval kunnen we het paard niet meer genezen. We kunnen het fragment er uithalen, maar de schade aan het kraakbeen kunnen we niet meer herstellen.”
“Van de klassieke plaatsen, zijnde kogel, sprong en knie, is het kniegewricht misschien wel dat met de grootste impact. Hoe komt dat? Ter hoogte van de kogel en de sprong kan men preventief, voor er klachten zijn, fragmenten weghalen om toekomstige problemen te voorkomen. Bij het kniegewricht is dat niet het geval. De impact is blijvend, zelfs na een operatie. Op basis van hetgeen we zopas besproken hebben, is mijn boodschap: niet alle fragmenten moeten verwijderd worden. Het is niet zo zwart-wit zoals het soms wordt voorgesteld. We moeten altijd een balans vinden. Wat is goed en nodig voor een paard? Wat berokkent schade aan het gewricht en wat niet? Is er eerder een commercieel dan een structureel belang? Als dierenarts is het onze taak om onze klanten zeer goed en eerlijk te informeren.”, aldus Eline, die vervolgens enkele röntgenfoto’s besprak en toelichting gaf over hetgeen gebeurt voor, tijdens en na een operatie in De Bosdreef.
Louis zoomde nadien in op het kniegewricht: “De technieken voor het kogel- en spronggewricht zijn tijdens de recentste jaren niet gewijzigd, voor het kniegewricht daarentegen wel. Ondanks het verwijderen van fragmenten uit het kniegewricht, zal dit nog een impact blijven hebben op de verdere sportieve carrière van het paard. Het kniegewricht bestaat uit het dijbeen (femur), het scheenbeen (tibia) en iets wat soms vergeten wordt: de knieschijf (patella). Ziet men tijdens een screening fragmenten in het kniegewricht, dan laat men deze best verwijderen. We verwijderen dan niet alleen de fragmenten, maar tevens het onderliggende bot dat slecht is. Ook al worden deze zaken verwijderd, men zal een put in de rolkam blijven zien. Blijft die put een put met een blootliggend bot? Neen, natuurlijk niet. Het zal gedekt worden door littekenkraakbeen; dat is een heel fijn, dun laagje dat het lichaam op het letsel zal leggen om het bot en de zenuwen die erin zitten te beschermen. Dat littekenkraakbeen is van mindere kwaliteit dan ‘echt’ kraakbeen.”
Wat is het belang van de knieschijf? “Bij het leveren van sportprestaties zal de knieschijf zeer sterk drukken op de rolkam van de femur. Waar is dat het meest intens? Op het bovenste en middelste derde van de rolkam. Als OCD zich in een kniegewricht begint te ontwikkelen, dan is dat in de meeste gevallen ter hoogte van het bovenste en middelste derde van de rolkam. Wat is het gevolg daarvan? De knieschijf zal meer dan 1000 keer/dag heen en weer bewegen over de rolkam. Dat zorgt ervoor dat bij aanwezigheid van OCD, er slijtage optreedt, alsook een verdunning van het kraakbeen op de knieschijf. Bijkomend zullen de zenuwen die in het bot zitten, meer en meer blootgesteld en getriggerd worden en ervoor zorgen dat het paard pijn in de knie zal voelen. Deze pijn zal niet noodzakelijk manken veroorzaken, maar wel zorgen voor prestatie verlies.”
“OCD in het kniegewricht ontstaat typisch op de leeftijd tussen de vier en acht maanden na de geboorte. Als er bij een veulen OCD in het kniegewricht wordt vastgesteld, wil dit niet automatisch zeggen dat het zal aanwezig blijven. Soms kan het genezen en resulteren in een normale knie, soms ook helaas niet. De verdeling is fiftyfifty. Men kan daar preventief op inspelen door de knieschijf radiografisch te laten screenen, idealiter vier tot acht maanden na de geboorte van het veulen. Voor de eigenaar van het veulen is het financieel niet interessant om vanaf maand vier elke maand X-rays te laten nemen. Hij kan beter wachten tot 6 of 7 maanden. Bij het vaststellen van een OCD, rijst de vraag: wat moeten we ermee doen? Opvolging is daarbij zeer belangrijk. Wat zullen we dan doen? De OC(D)-letsels zowel radiografisch als echografisch verder opvolgen. Radiografisch bekijken we het bot, echografisch het kraakbeen. Ondertussen dient men ook maatregelen te nemen, zoals bijvoorbeeld het veulen niet te sterk voederen en het gecontroleerd laten bewegen. Men moet het veulen niet opsluiten in een box, maar omgekeerd, het ook niet laten vertoeven in een zeer grote weide waarin het met zijn maatjes overmatig kan bewegen. Het is beter om het in een afgebakend stuk van 10m x 10m te laten bewegen.”
“Merken we dat een letsel in het kniegewricht in de verkeerde richting aan het evolueren is, dan kunnen we de techniek van het fixeren toepassen. Men kan dat vergelijken met laminaat waarvan de bovenste laag kan loskomen. Als men deze niet vastzet en er blijft over lopen, dan zal het niet lang duren vooraleer de lat eruit springt. Bij de ontwikkeling van OC(D) is dat hetzelfde verhaal. Stel dat de knieschijf 2000 keer per dag er heen en weer over beweegt, wat zal er dan gebeuren? Er zullen in het voorste gedeelde kleine scheurtjes ontstaan, het gewrichtsvocht zal eronder gaan en de flaps zullen gelift worden. Wat is de oplossing? Met behulp van resorbeerbare nagels zetten we de losliggende flaps vast om zo de natuur te helpen en spontane genezing mogelijk te maken.” Louis liet ons dan een voorbeeld zien van een veulen waarbij OCD in het kniegewricht werd behandeld met fixing. “Een jaar later was de kam volledig genezen en heeft de dikke laag kraakbeen een goede schokabsorberende werking.” Louis gaf ook een antwoord op de vraag ‘wat te doen bij het zien van een opgezet gewricht of manken?’: “Ongeacht de leeftijd, dadelijk verder laten onderzoeken door een dierenarts.”
Na de voordracht werden verdienstelijke fokkers gehuldigd. De namen en foto’s zullen jullie over enkele dagen kunnen zien op de Facebookpagina van BWP Zuid-Oost-Vlaanderen. De BWP’er Otello De Guldenboom, gefokt door Hugo Versnick, werd binnen het gewest uitgeroepen tot “Paard van het jaar”.
Auteur: Jo De Roo